geboren in Amsterdam.
Kaatje werd op vrijdag 2 april 1943
vermoord in het concentratiekamp
Sobibor.
Zij was toen 15 jaar.
Kaatje ging van 2 september 1929 tot 22 juni 1942 naar de Amsterdamse dovenschool.
Volgens de gegevens van de school was haar vader koopman in lompen van beroep. Het gezin behoorde tot de Nederlands-Israëlitische geloofsgemeenschap.
In 1939 staat genoteerd dat Moeder gescheiden leefde, en verzorgster was van Kaatje.
Op 22 juni 1942 staat vermeld dat Kaatje door haar moeder op een atelier geplaatst was, op de Badlaan 24 in Amsterdam. Zij werkte daar aan de fabricatie van inktlappen en verdiende 5 gulden per week.
De laatste notitie bij Kaatje is “Overleden”.
In het decembernummer van 1938 van het tijdschrift ANDOR vermeldt de school in een verslag over haar leerlingen dat Kaatje op
31 oktober haar zwemdiploma behaald had.
Kaatje stond op de lijst van transportnummer 56. Dit transport vertrok op 30 maart 1943 uit Westerbork en kwam op 2 april 1943 in Sobibor aan. Het transport bevatte 1255 gedeporteerden, waaronder 202 kinderen.
Kaatje staat in het boek In Memoriam vermeld op pagina 415, met een foto op pagina 417.
Kaatje is Weesperstraat 36-huis,
Amsterdam.
Archieven
Informatie over Kaatje Wurms
is ook te vinden bij:
Joods Monument
Yad Vashem
Guus Luijters en Aline Pennewaard, In Memoriam. De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2012.
ISBN: 978 90 468 1230 3.